Schuilkelder begraafplaats

Aula en toegangspoort begraafplaats
Aula en toegangspoort begraafplaats

Begin 1944 stelde Hans Lettink ( koerier L.O.) voor, een ondergrondse schuilplaats te bouwen op de begraafplaats aan de Oude Diedenweg, waar allerlei verzetsspullen konden worden bewaard en waarin zo nodig ook mensen konden worden ondergebracht.

Hij vroeg en kreeg de medewerking van H. Caspers, de beheerder van de begraafplaats. Hendrik Caspers en zijn vrouw Jannetje van Eck waren actief in het verzet, ze namen onderduikers in huis en verder hebben zij bewezen grote risico’s te willen lopen door de verzetsactiviteiten op de begraafplaats.

Met medewerking van de boswachter werden zeventig bomen gerooid en op 23 februari 1944 werd begonnen met de bouw van de schuilkelder, begin april was het karwei geklaard.
Links achter( in 1944) op de begraafplaats lag een stuk grond braak, met een grote houtmijt met wat oud hout. Er stonden heesters en in de zomer bloeiden er grote struiken dahlia’s. Hier werd met toestemming van de heer Caspers de schuilplaats aangelegd. Tussen de heesters en de bloemen kon men onopgemerkt bij de houtmijt komen. Als men daar aan de meest beschutte kant een paar takkenbossen weghaalde, zag men een klein gangetje dat naar het midden van de mijt liep. Daar was een luik en wanneer men dat opende stond er een ruwhouten ladder. Bovenaan in een nis stond een fles met een kaars.

Onderaan de ladder was een ondergronds portaal dat toegang gaf tot een grote rechthoekige ondergrondse ruimte. Men kon er makkelijk staan. Deze ruimte was ongeveer zes bij vier meter.
Alle wanden waren van dennenstammen gemaakt en doorvlochten met stro.
Het dak was van stevige stammen gemaakt, bovenop de dikke beschermende laag grond stonden bloeiende planten. De luchtkokers eindigden in enkele omgekeerde bloempotten.
Langs één van de lange zijden was een rij kribben getimmerd, driehoog. Er lagen zelf gefabriceerde strozakken in. In een van de wanden was een goed gecamoufleerde deur gemaakt, die in het midden om een horizontale as draaide. De deur maakte deel uit van de wand.

Door die deur kwam men in een even grote ruimte. Hier waren geen kribben maar lag er een flinke laag stro op de grond. Vanuit deze ruimte liep een lange vluchtgang die goed gestut was. Kruipend kwam men dan weer aan het eind bij een luik, dat met een laagje grond bedekt was. In deze tweede ruimte werden wapens en munitie opgeslagen. Hier werden de papieren bewaard en er werden schietoefeningen gehouden.
Het is onbekend hoeveel mensen aan de bouw van de schuilplaats gewerkt hebben.

Verzetsmensen die een poosje moesten verdwijnen hebben gebruik gemaakt van de schuilplaats.
Na de luchtlandingen in september 1944 waren er een tiental Engelse en Amerikaanse militairen ondergebracht door Kees Mulder, in afwachting van hun vertrek over de Rijn. Overdag verbleven ze soms in de wachtruimte van de begraafplaats.

Op 21 oktober 1944 evacueerde Bennekom en voor de leden van het verzet was het niet langer verantwoord op de begraafplaats te blijven. De begraafplaats kwam in het spergebied te liggen. De geallieerde militairen waren weg, de Rijn over en de groep besloot naar Ede te vertrekken, met een geleend paard en wagen en een grote kist met wapens.


Bronnen

Kleine Kroniek van het verzet in Wageningen over de periode 1940-1945, F. van der Have
Gemeentearchief Wageningen