Eltien Krijthe

Eltien en Neeltje KrijtheDen Haag 23 juni 1909 – Ravensbrück 4 maart 1945

Neeltje Krijthe

Den Haag 23 juni 1909 – Bennekom 10 juni 1990

Het gezin Krijthe woonde sinds 1 januari 1903 in Loosduinen. Vader Jan Krijthe was onderwijzer aan een openbare school. Een gezin met vier kinderen, de oudste zoon Egbert, de tweeling Eltien en Neeltje en de jongste dochter Annet.

Eltien en Neeltje Krijthe woonden sinds 14 november 1927 in de bovenwoning van de boerderij ‘De Wolfswaard’, Aan de Rijn 12 in Wageningen.
Samen studeerden zij aan de Landbouwhogeschool.
Na het afstuderen van Eltien in januari 1934 en Neeltje in juni 1934 bleven beiden in Wageningen in het landbouwkundig onderzoek werken.
Beneden in de boerderij woonden Zwaantje Bosman en haar zoon Jan van Roekel.

Op 10 mei 1940, werd de bevolking van Wageningen met schepen geëvacueerd naar Zuid-Holland.
De zussen vertrokken met hun honden en wat bagage naar hun ouders, die sinds 1 april 1939 in Bennekom woonden, waar ze midden in het oorlogsgeweld terecht kwamen. Vrij snel na de capitulatie van het Nederlandse leger keerden Eltien en Neeltje terug naar ‘De Wolfswaard’
Al vanaf het begin van de bezetting waren ze betrokken bij klein verzetswerk. In november 1942 kwamen twee Joodse onderduikers bij hen inwonen. Theodoor en Maret Rosemunde Henriëtte (Marie) Stoppelman.
In de benedenwoning werden tal van verzetsactiviteiten ontwikkeld, de OD hield daar haar oefeningen, er werd een illegale zender gebouwd, waarmee ook uitgezonden werd tijdens de april/mei stakingen van 1943.

Op 4 mei 1944 werden drie Wageningers gearresteerd, twee in verband met het in bezit hebben van een doos radio-onderdelen. De derde wegens betrokkenheid bij een illegale zender, die vanaf ‘De Wolfswaard’ had uitgezonden.
Deze arrestaties hadden op 20 mei 1944 een golf van razzia’s in Wageningen tot gevolg.
Ook de Wolfswaard ontkwam er niet aan. De SD, waarschijnlijk op zoek naar een illegale zender, stuitte op de twee Joodse onderduikers.
Eltien en Neeltje werden met hun onderduikers Theodoor en Marie Stoppelman voor verhoor meegenomen naar Arnhem en opgesloten in het Huis van Bewaring.
Op 24 mei 1944 werden Eltien en Neeltje, per vrachtauto op transport gesteld naar kamp Vught.
Theodoor en Marie Stoppelman werden op 2 juni 1944 overgebracht naar kamp Westerbork.

De volgende brief gedateerd 4 juni 1944 komt uit kamp Vught.
Eltien no. 01081 blok 24a en Neeltje 01080 blok 24a.
Uit een brief van een lotgenote ontslagen uit kamp Vught aan de ouders van Eltien en Neeltje bleek dat ze na de eerste week in kamp Vught een ‘prettige baan’ hadden en gekregen bij Philips afdeling radiobuizen.

Op 5 en 6 september 1944 werden de gevangenen van kamp Vught geëvacueerd en op transport gesteld naar Duitsland.
De 653 vrouwen uit Vught kwamen op 9 september aan in Ravensbrück.
Na twee dagen in de open lucht te hebben doorgebracht, kwamen ze in de quarantainebarak, Block 8 en daarna in Block 28.

Op 27 september 1944 vertrok een groep van 50 Philipsvrouwen, waaronder Neeltje, naar het buitenkamp Reichenbach van het concentratiekamp Gross-Rosen. Eltien bleef achter, zij was ziek.

In oktober 1944 werd een groep van 50 Nederlandse vrouwen, waaronder Eltien, vanuit Ravensbrück overgebracht naar de Philips-Valvo-Röhrwerke in Horneburg, een buitenkamp van Neuengamme.
Van deze groep Nederlandse vrouwen werd Eltien met enkele andere vrouwen te werk gesteld in de haven van Horneburg. Door een ontvluchtingpoging van één van hen werd deze groep als strafmaatregel teruggestuurd naar Ravensbrück.

Neeltje verbleef tot 18 februari in Reichenbach, toen vertrok een lange colonne van vijfhonderd vrouwen te voet door het Eulengebirge naar Trautenau waar ze op 21 februari aankwamen en bleven tot 25 februari.
Op 25 februari werd de groep per trein in open wagons 600 kilometer westwaarts getransporteerd naar het kamp Hausberge bij Porta Westfalica.
In dit kamp ontmoette Neeltje vrouwen uit Horneburg die Eltien gekend hadden en haar vertelden wat er gebeurt was. Op 1 april werd het kamp geëvacueerd en de groep vertrok per trein naar Fallersleben en op 8 april naar het kamp Salzwebel.
Het kamp Salzwebel werd op 14 april 1945 bevrijd en op 1mei 1945 werd Neeltje met een militaire auto vervoerd naar Münster, ernstig ziek werd zij daar opgenomen. Ze mocht ( nog) niet naar huis. Neeltje overleefde ternauwernood. Nog steeds ernstig ziek werd zij op 6 juni 1945 met een ziekenauto naar Bennekom vervoerd.
Zij werd opgenomen in het H.O.R.A. noodziekenhuis in Bennekom. Later kuurde zij in de tuin van haar ouders.
Neeltje Krijthe heeft nooit meer op ‘De Wolfswaard’ gewoond. Ze bleef bij haar ouders en later haar jongere zusje in Bennekom wonen.

Eind september 1945 kreeg de familie bericht van het overlijden van Eltien, waar en hoe is onbekend gebleven.
Op last van de Minister van Justitie werd op 5 juli 1951 het overlijden van Eltien Krijthe vastgesteld op 4 maart 1945 in Ravensbrück.

Neeltje en Eltien (postuum) ontvingen op 22 november 1973 de Yad Vashem onderscheiding.
De oorkondes en medailles werden uitgereikt door de ambassadeur van Israël, de heer Hanan Bar-On in het Joods Cultureel centrum te Amsterdam.

Theodoor Stoppelman overleed in januari 1945 tijdens een transport van Auschwitz naar Gross Rosen. Marie Stoppelman overleefde Auschwitz.

Neeltje Krijthe overleed op 10 juli 1990 en werd in Bennekom begraven.

Eltien Krijthe staat vermeld op de Gedenksteen in de aula van de Wageningse universiteit en op de Naamwand van het Monument voor de Gevallenen aan de Costerweg.


Bronnen

… hoe de Nazi’s met ons sleepten over ongeveer 2000 km.
Neeltje Krijthe.
Een verborgen herinnering, Dunya Breur
NMKVught, J. Eefting
Archief gemeente Wageningen, bevolkingsregister,
register van overlijden 1951 no. 103.
Archief Historische Vereniging Oud-Wageningen WO II documenten
Album van persoonlijke documenten
Uitgave Museum De Casteelse Poort 2003
Samengesteld door Saskia Zwart