Sobibor

Het vernietigingskamp Sobibor bevond zich in Oost-Polen aan de spoorlijn Chelm-Wlodawa, op ongeveer zes kilometer afstand van het dorp Sobibor in de provincie Lublin.
Vanaf november 1941 werd begonnen met de bouw van het vernietigingskamp, als tweede kamp van het Aktion Reinhardt-programma. Het eerste was Belzec.
Het kamp werd gebouwd door ongeveer tachtig Joodse dwangarbeiders uit omliggende getto’s, die na de bouwwerkzaamheden werden doodgeschoten.
De gaskamers van Sobibor werden op 3 mei 1942 in gebruik genomen.

Sobibor Gedenksteen
Sobibor Gedenksteen

In de periode van 2 maart 1943 – 20 juli 1943 gingen er wekelijks transporten van kamp Westerbork naar Sobibor.
De 34.313 Joden uit Nederland werden in negentien transporten naar Sobibor vervoerd en op de dag van aankomst vergast.
Van aankomst naar einddoel nam niet meer dan 20 à 30 minuten in beslag.
Slechts achttien van hen overleefden.

In de zomer van 1943 kwam een verzetsgroep tot stand onder leiding van Leon Feldhendler en Alexander Pechersky, leden van het Sonderkommando. Deze groep organiseerde de opstand van 14 oktober 1943. Van de gevangenen wisten er 365 het kamp te ontvluchten, maar de meesten kwamen om bij de klopjacht die volgde slechts zevenenveertig hebben de oorlog overleefd.

De meeste gevangenen die in het kamp waren achtergebleven werden door de Nazi’s gedood.

Na de opstand werd het kamp met de grond gelijk gemaakt, hiervoor werden 300 Joodse dwangarbeiders uit Treblinka overgebracht die alle sporen van het kamp moesten uitwissen, daarna werden ook zij gedood.
Niets mocht zichtbaar blijven van de moordfabriek waar 250.000 Joden, mannen, vrouwen en kinderen door vergassing om het leven waren gekomen.

Sobibor

Op 28 juni 1965 werd het monument Sobibor officieel onthuld.

Op een open plek omgeven door sparrenbomen werd vermoed dat de gaskamers hadden gestaan.

Op deze plek werden twee werken van de kunstenaar Mieczyslaw Welter geplaatst, een grote stenen obelisk wat symbool stond voor een gaskamer en een sculptuur van een moeder met haar kind.

Ongeveer 50 meter achter deze kunstwerken kwam het derde en laatste onderdeel van het monument te liggen: een grote ommuurde heuvel.

Het ontwerp van deze ‘asheuvel’ kwam van de Poolse architect Romuald Dylewski.

De heuvel werd gesitueerd op de plek waar her en der verspreid as- en botresten waren gevonden. De asheuvel kreeg hiermee de symbolische betekenis van een immens graf.