Wederopbouw

NH Kerk 1940
N.H. Kerk 1940

Op 18 mei 1940 werd ir. J. A. Ringers, door generaal Winkelman benoemd tot Regeringscommissaris voor de Wederopbouw.
Vanaf 23 december 1940 was Ringers  Algemeen gemachtigde Wederopbouw en Bouwnijverheid.

Om de wederopbouw snel en krachtig op poten te kunnen zetten verleende de Nederlandse gezagsdrager zijn Regeringscommissaris voor de Wederopbouw grote bevoegdheden.
Op grond van de door Winkelman uitgevaardigde Wederopbouwbesluiten van 18 en 24 mei 1940 kreeg Ringers de absolute leiding over de gehele opbouw. Hij besliste over onteigening van door oorlogshandelingen beschadigde bouwwerken, over de bestemming van bouwmaterialen afkomstig van beschadigde panden en zelfs over de bestemming van het puin van ruïnes. Zonder zijn toestemming mochten geen herstelwerkzaamheden van enige omvang plaatsvinden. Wederopbouwplannen behoefden zijn goedkeuring en vanaf 17 juni 1940 mocht er zelfs niets meer zonder zijn toestemming gebouwd worden.

De inspecteur van de volkshuisvesting in de provincie Gelderland, ir. A.M. Kuysten (1887-1968) benaderde de directeur van de dienst Gemeentewerken in Wageningen, Willem van Blitterswijk met het verzoek ‘den herstel- en opbouwdienst van Wageningen’ te leiden.

Tegelijkertijd vroeg Jhr. M.J.I. de Jonge van Ellemeet, adviseur voor volkshuisvesting bij de provincie Gelderland, hem een plan voor de wederopbouw van het verwoeste stadsdeel te ontwikkelen, waarbij hij hem van de nodige hulp verzekerde. Deze verzoeken en de besprekingen die hierop met beide heren en anderen volgden, wijzen op een aanvankelijk actieve bijdrage van Van Blitterswijk aan de totstandkoming van het wederopbouwplan. Naarmate de Algemeen Gemachtigde voor de Wederopbouw en zijn ambtelijk apparaat meer greep op de gang van zaken kregen, raakte de rol van Van Blitterswijk steeds meer op de achtergrond.

De stedenbouwkundige ir. A. Kraayenhagen en de landschapsarchitect dr. ir. J.T.P. Bijhouwer kregen in de loop van het jaar van Ringers de opdracht om het herstel van Wageningen vorm te geven in een wederopbouwplan en een plan voor herstel van de vestinggordel als groenelement in de stad.

Kraayenhagen was op dat moment in dienst van het Gelders Genootschap voor de Bevordering en het in stand houden van de Schoonheid van Stad en Land, kortweg het Gelders Genootschap geheten.
Hij studeerde in de jaren 1926-1930 in Delft bij prof. ir. M.J. Granpré Molière, de grote promotor van de bouwstijl die bekend zou worden als de Delftse School.
Opmerkelijk was dat nagenoeg alle architecten en stedenbouwkundigen die aan de wederopbouw van Wageningen meewerkten op een of andere wijze gelieerd waren aan het Gelders Genootschap. Omdat deze organisatie de samenstelling van de Provinciale Schoonheidscommissie, een adviesorgaan voor gemeentelijke welstandstoezicht, bepaalde en ten zeerste de principes van de Delftse-Schoolarchitectuur was toegedaan, was haar invloed op de gang van zaken en het resultaat van de wederopbouw van Wageningen alles overheersend.

Wederopbouw omgeving Grote Kerk
Wederopbouw omgeving Grote Kerk

Toen het plan tot wederopbouw in de zomer van 1940 gereed was, werd Kraayenhagen tot supervisor over de uitvoering benoemd en kwam de daadwerkelijke realisatie in handen van een eind 1940 door Ringers opgericht Bouwbureau, dat onder leiding van de Arnhemse architect ir. W.J. Gerritsen kwam te staan. Het bureau werd ondergebracht in het pand Heerenstraat 7, naast het kantoor van Van Blitterswijk in de Waagstraat.
De organisatorische leiding van de bouw had Gerritsen in handen gegeven aan A.H. Bredero, directeur van de NV Bredero’s Bouwbedrijf in Utrecht, die de gehele bouw opdroeg aan drie aannemers t.w. Van Droogenbroek uit Utrecht, Kleinrensink uit Wageningen en Schurer uit Arnhem.

Het wantrouwen  tegen de wederopbouwinstanties is er mede de oorzaak van geweest dat de onderhandelingen met getroffenen over toewijzing en financiën van een heropbouwpand moeizaam verliepen. Pas in april 1941 werd er begonnen met de bouw van de huizen rondom de kerk.

Door de toegepaste ‘regiebouw’ kon snel en efficiënt gebouwd worden. De elders in Europa voortwoedende oorlog noodzaakte Ringers alles op alles te zetten om te bouwen zolang de materialenvoorraad strekte. De Duitsers hadden weliswaar een zeker propagandistisch belang bij de wederopbouw van Nederland, maar sleepten gaandeweg steeds meer materialen weg voor hun oorlogseconomie. De al enige tijd dreigende bouwstop was in juli 1942 een feit. Bouwvergunningen en materialen werden nog slechts bij hoge uitzondering afgegeven.
Het belangrijkste deel, de bouwblokken rond de kerk, waren nagenoeg gereed.

Van de uitvoering van het plan Bijhouwer is weinig terechtgekomen. Het openbare groen en water kreeg in de oorlog vanwege toenemende schaarste op allerlei gebied vaak andere bestemmingen. In en nabij de plantsoenen werden bomen gekapt en aardappelveldjes aangelegd en in de gracht werd gevist.


Bronnen

Verwoesting en wederopbouw van Wageningen 1940-1945, C.D. Gast
Gemeentearchief Wageningen september 1995.

 

 

 

Plaats een reactie